Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daartoe [22]denkt gij nu de kinderen van Juda en Jeruzalem u tot slaven en slavinnen te onderwerpen; [23]zijt gij het niet alleenlijk? Bij ulieden zijn [24]schulden tegen den HEERE, uw God. 22. Hebreeuws, zegt, of zijt zeggende. Zie Gen.20:11, en 1 Kon.5:5; alzo onder, vs.13. 23. Te weten, die uwe broeders tot slaven zoekt te maken? of, zijt gij niet buitendien enkel vol schulden? 24. Dat is, enkele zonden. Het is zoveel alsof hij zeide: Zoveel u aangaat, die de roede zijt van Gods straf tegen de Joden, die hem vertoornd hebben, zijt gij beter dan zij? Wat zijn er anders bij u, dan enkel zonden en overtredingen, waarmede gij doorgaans totnutoe God getergd hebt, dat gij anders niet dan zijn straffen hebt te verwachten? Anders, zijn dan niet bij u, ja u aangaande schulden? enz.